We vermenigvuldigen een matrix met een vector.
$$\begin{equation}
\begin{pmatrix}
7& -1 & 5\\
2& 3 & 0\\
\end{pmatrix}\!\!\!
\begin{pmatrix}
1\\
2\\
3\\
\end{pmatrix}=
\begin{pmatrix}
7\cdot1 &+& -1\cdot2 &+& 5\cdot3\\
20\cdot1 &+& 3\cdot2 &+& 0\cdot3\\
\end{pmatrix}=
\begin{pmatrix}
20\\
8\\
\end{pmatrix}
\end{equation}$$
Een $2 \times 3$ matrix vermenigvuldigen met een $3 \times 1$ vector levert dus een $2 \times 1$ vector op.
$$\begin{equation}
\begin{pmatrix}
7& -1 & 5\\
2& 3 & 0\\
\end{pmatrix}\!\!\!
\begin{pmatrix}
1\\
2\\
3\\
\end{pmatrix}=
\begin{pmatrix}
7\cdot1 &+& -1\cdot2 &+& 5\cdot3\\
20\cdot1 &+& 3\cdot2 &+& 0\cdot3\\
\end{pmatrix}=
\begin{pmatrix}
20\\
8\\
\end{pmatrix}
\end{equation}$$
Een $2 \times 3$ matrix vermenigvuldigen met een $3 \times 1$ vector levert dus een $2 \times 1$ vector op.