Beschouw de matrices $A$ en $B$.
$$\begin{equation}
A=
\begin{pmatrix}
5 \\
\end{pmatrix}, \quad
B=
\begin{pmatrix}
4 & 1 & 3 & 2\\
\end{pmatrix}.
\end{equation}$$
Welke van de volgende twee beweringen zijn waar?
$$\begin{equation}
A=
\begin{pmatrix}
5 \\
\end{pmatrix}, \quad
B=
\begin{pmatrix}
4 & 1 & 3 & 2\\
\end{pmatrix}.
\end{equation}$$
Welke van de volgende twee beweringen zijn waar?
- $A$ is een vierkante matrix.
- $B$ is een vector.
Antwoord 1 correct
Correct
Antwoord 2 optie
2
Antwoord 2 correct
Fout
Antwoord 3 optie
1 en 2
Antwoord 3 correct
Fout
Antwoord 4 optie
geen van beiden
Antwoord 4 correct
Fout
Antwoord 1 optie
1
Antwoord 1 feedback
Correct:
- $A$ is een $1 \times 1$ matrix en dus vierkant.
- $B$ is een $1 \times 4$ matrix en dus geen vector.
Antwoord 2 feedback
Antwoord 3 feedback
Antwoord 4 feedback