Een bankroetprobleem wordt gegeven door (N,E,c):

  • N={1,2,3},
  • E=108,
  • c=(85,23,42).

In de onderstaande tabel staat voor iedere volgorde de verdeling volgens de run-to-the-bank regel.

σ rσ(N,E,c)
(1,2,3) (85,23,0)
(1,3,2) (85,0,23)
(2,1,3) (85,23,0)
(2,3,1) (43,23,42)
(3,1,2) (66,0,42)
(3,2,1) (43,23,42)

Dit geeft RTB(N,E,c)=(6756,1513,2456).

Het bijbehorende bankroetspel vE,c wordt gegeven in onderstaande tabel.

S {1} {2} {3} {1,2} {1,3} {2,3} N
vE,c(S) 43 0 0 66 85 23 108

In de onderstaande tabel staat voor iedere volgorde de marginale vector.

σ mσ(v)
(1,2,3) (43,23,42)
(1,3,2) (43,23,42)
(2,1,3) (66,0,42)
(2,3,1) (85,0,23)
(3,1,2) (85,23,0)
(3,2,1) (85,23,0)

Dit geeft φ(v)=(6756,1513,2456).

Dus de run-to-the-bank regel van de bankroetsituatie geeft dezelfde verdeling als de Shapleywaarde van het bijbehorende bankroetspel.

Bovendien kun je zien dat de vector rσ(N,E,c) gelijk is aan de marginale vector in het spel bij de volgorde die precies omgekeerd is aan σ, bijvoorbeeld r{1,2,3}(N,E,c)=(85,23,0)=m{3,2,1}(v).