Laat een tweepersoonsspel $(N,v)$ gegeven zijn door onderstaande tabel.
$S$ | $\{1\}$ | $\{2\}$ | $\{1,2\}$ |
$v(S)$ | $50$ | $30$ | $120$ |
De imputatieverzameling wordt gegeven door de vectoren $(x_1,x_2)=(a,b-a)$ met $c \leq a \leq d$. Wat zijn $b$, $c$ en $d$?
$b=80$, $c=50$ en $d=50$
$b=120$, $c=0$ en $d=120$
$b=120$, $c=50$ en $d=120$
$b=120$, $c=50$ en $d=90$
Correct: De twee spelers verdelen in totaal 120, dus $b=v(N)=120$. Speler 1 krijgt $a$; hij wil minimaal de waarde van zijn éénpersoonscoalitie, dus $c=v(\{1\})=50$. Omdat ook speler 2 minimaal de waarde van zijn éénpersoonscoalitie wil krijgen, blijft voor speler 1 maximaal $d=v(N)-v(\{2\}) = 120-30=90$ over.
Fout: De totale waarde van de grote coalitie moet verdeeld worden, dus wat is de waarde van $b$?
Zie Voorbeeld 1.
Fout: Hoeveel krijgt speler 1 minimaal?
Zie Voorbeeld 1.
Fout: Wat wil speler 2 minimaal krijgen? En hoeveel blijft er dan over voor speler 1?
Zie Voorbeeld 1.