Beschouw de functie y(x)=√x. Bepaal de vergelijking van de raaklijn aan de grafiek van deze functie in (4,2). In de figuur hieronder is de situatie geschetst.
De richtingscoëfficiënt van de raaklijn is 14; de vergelijking van de raaklijn is nu t(x)=14x+b. We weten verder dat de raaklijn door het punt (x,y)=(4,√4)=(4,2) gaat; dat is immers het punt op y(x) waar de raaklijn de grafiek van y(x) raakt. Door dit punt in te vullen in de raaklijn, kunnen we ook b bepalen:
t(x)=14x+b2=14⋅4+b=1+bb=1.
De vergelijking van de raaklijn is dus t(x)=14x+1.
De algemene vorm van de raaklijn is t(x)=ax+b, waarbij a de richtingscoëfficiënt is en b het snijpunt met de y-as. De richtingscoëfficiënt is gelijk aan de afgeleide van y(x) in het punt x=4, dus a=y′(4). Nu lijkt het op het eerste gezicht misschien niet mogelijk om met de afgeleiden van elementaire functies de afgeleide van y(x) te bepalen, aangezien de wortel niet in de tabel staat, maar bedenk dan dat geldt dat y(x)=√x=x12. We kunnen dus regel (2) uit de tabel gebruiken.
y′(x)=12x12−1=12x−12=121x12=12√x,y′(4)=12⋅√4=14.
De richtingscoëfficiënt van de raaklijn is 14; de vergelijking van de raaklijn is nu t(x)=14x+b. We weten verder dat de raaklijn door het punt (x,y)=(4,√4)=(4,2) gaat; dat is immers het punt op y(x) waar de raaklijn de grafiek van y(x) raakt. Door dit punt in te vullen in de raaklijn, kunnen we ook b bepalen:
t(x)=14x+b2=14⋅4+b=1+bb=1.
De vergelijking van de raaklijn is dus t(x)=14x+1.