Beschouw de functie y(x)=x4x3+2. Er geldt

  1. y(x)=4x33x2;
  2. y(x)=12x26x.

Oplossen van y(x)=0 geeft
12x26x=012x(x12)=0x=0 of x=12.
We kunnen nu de volgende gevallen onderscheiden:

  1. y(x)0 voor iedere x0;
  2. y(x)=0 voor x=0;
  3. y(x)0 voor iedere 0x12;
  4. y(x)=0 voor x=12;
  5. y(x)0 voor iedere x12.

Conclusie: y(x) is concaaf op het interval [0,12], y(x) is convex op de intervallen (,0] en [12,), en x=0 en x=12 zijn buigpunten.