We lossen op: (ln(x2−9))2=ln(x+3)+ln(x−3)+2.
(ln(x2−9))2=ln(x+3)+ln(x−3)+2⇔(ln(x2−9))2=ln(x2−9)+2.
We definiëren p=ln(x2−9). Dan krijgen we
p2=p+2⇔p2−p−2=0⇔(p−2)(p+1)=0⇔p=−1 of p=2.
Via p=−1 krijgen we
−1=ln(x2−9)⇔ln(e−1)=ln(x2−9)⇔e−1=x2+9⇔x2=e−1+9 ⇔x2=1e+9⇔x=√1e+9 of x=−√1e+9.
Via p=2 krijgen we
2=ln(x2−9)⇔ln(e2)=ln(x2−9)⇔e2=x2−9⇔x2=e2+9 ⇔x=√e2+9 of x=−√e2+9.
Dus de vier mogelijke oplossingen zijn x=√1e+9, x=−√1e+9, x=√e2+9 enx=−√e2+9, maar omdat de vergelijking alleen gedefiniëerd is voor x>3 (niet voor x≥3 dus, zoals in onderstaand filmpje) blijven alleen x=√1e+9 en x=√e2+9 over als oplossingen.
(ln(x2−9))2=ln(x+3)+ln(x−3)+2⇔(ln(x2−9))2=ln(x2−9)+2.
We definiëren p=ln(x2−9). Dan krijgen we
p2=p+2⇔p2−p−2=0⇔(p−2)(p+1)=0⇔p=−1 of p=2.
Via p=−1 krijgen we
−1=ln(x2−9)⇔ln(e−1)=ln(x2−9)⇔e−1=x2+9⇔x2=e−1+9 ⇔x2=1e+9⇔x=√1e+9 of x=−√1e+9.
Via p=2 krijgen we
2=ln(x2−9)⇔ln(e2)=ln(x2−9)⇔e2=x2−9⇔x2=e2+9 ⇔x=√e2+9 of x=−√e2+9.
Dus de vier mogelijke oplossingen zijn x=√1e+9, x=−√1e+9, x=√e2+9 enx=−√e2+9, maar omdat de vergelijking alleen gedefiniëerd is voor x>3 (niet voor x≥3 dus, zoals in onderstaand filmpje) blijven alleen x=√1e+9 en x=√e2+9 over als oplossingen.