Gegeven is de functie f(t)=z(x(t),y(t)), waarbij
z(x,y)=ln(x4+y3),x(t)=2t+1eny(t)=t2+5.
Bepaal f′(−2).
z(x,y)=ln(x4+y3),x(t)=2t+1eny(t)=t2+5.
Bepaal f′(−2).
Antwoord 1 correct
Correct
Antwoord 2 optie
f′(−2)=−1405.
Antwoord 2 correct
Fout
Antwoord 3 optie
f′(−2)=16.
Antwoord 3 correct
Fout
Antwoord 4 optie
f′(−2)=−14.
Antwoord 4 correct
Fout
Antwoord 1 optie
f′(−2)=−2215.
Antwoord 1 feedback
Correct: Merk op dat we de afgeleide van f(t) in het punt t=−2 moeten bepalen; er geldt dus dat
x(−2)=2⋅(−2)+1=−3 en y(−2)=(−2)2+5=9. De partiële afgeleiden van z(x,y) in het punt (x(t),y(t))=(−3,9), de afgeleide van x(t) in punt t=−2 en de afgeleide van y(t) in het punt t=−2 zijn:
z′x(x,y)=1x4+y3⋅4x3=4x3x4+y3z′x(−3,9)=4(−3)3(−3)4+93=−108810=−215z′y(x,y)=1x4+y3⋅3y2=3y2x4+y3z′y(−3,9)=3⋅92(−3)4+93=243810=310x′(t)=2x′(−2)=2y′(t)=2ty′(−2)=2⋅(−2)=−4.
Volgens kettingregel (geval 1) geldt nu:
f′(−2)=z′x(−3,9)x′(−2)+z′y(−3,9)y′(−2)=−215⋅2+310⋅(−4)=−415−1210=−2215.
Ga door.
x(−2)=2⋅(−2)+1=−3 en y(−2)=(−2)2+5=9. De partiële afgeleiden van z(x,y) in het punt (x(t),y(t))=(−3,9), de afgeleide van x(t) in punt t=−2 en de afgeleide van y(t) in het punt t=−2 zijn:
z′x(x,y)=1x4+y3⋅4x3=4x3x4+y3z′x(−3,9)=4(−3)3(−3)4+93=−108810=−215z′y(x,y)=1x4+y3⋅3y2=3y2x4+y3z′y(−3,9)=3⋅92(−3)4+93=243810=310x′(t)=2x′(−2)=2y′(t)=2ty′(−2)=2⋅(−2)=−4.
Volgens kettingregel (geval 1) geldt nu:
f′(−2)=z′x(−3,9)x′(−2)+z′y(−3,9)y′(−2)=−215⋅2+310⋅(−4)=−415−1210=−2215.
Ga door.
Antwoord 2 feedback
Antwoord 3 feedback
Fout: Vergeet de kettingregel: speciaal geval 1 niet toe te passen.
Zie Kettingregel (geval 1), Voorbeeld 1 en Voorbeeld 2.
Zie Kettingregel (geval 1), Voorbeeld 1 en Voorbeeld 2.
Antwoord 4 feedback
Fout: x≠−2 en y≠−2.
Probeer de opgave nogmaals.
Probeer de opgave nogmaals.