Beschouw de functie f(x)=x2−x−2. Bepaal de oppervlakte ingesloten door f(x) en de x-as en de lijnen x=−2 en x=0.
Antwoord 1 correct
Correct
Antwoord 2 optie
23
Antwoord 2 correct
Fout
Antwoord 3 optie
4
Antwoord 3 correct
Fout
Antwoord 4 optie
116
Antwoord 4 correct
Fout
Antwoord 1 optie
3
Antwoord 1 feedback
Correct: Merk op dat de functie f(x) nulpunten heeft voor x=−1 en x=2. Op het interval [−2,0] wisselt de functie dus één keer van teken. Er geldt f(x)≥0 voor −2≤x≤−1 en f(x)≤0 voor −1≤x≤0. De gevraagde oppervlakte bestaat dus uit twee delen: O1 en O2 waarvoor geldt:
O1=∫−1−2f(x)dxO2=−∫0−1f(x)dx
Dit levert O1+O2=(116)+(76)=3.
Ga door.
O1=∫−1−2f(x)dxO2=−∫0−1f(x)dx
Dit levert O1+O2=(116)+(76)=3.
Ga door.
Antwoord 2 feedback
Antwoord 3 feedback
Antwoord 4 feedback
Fout. Let op dat je de integraal over het gehele interval [−2,0] berekent en niet alleen over het deelinterval [−2,−1].
Zie voorbeeld opsplitsen interval.
Zie voorbeeld opsplitsen interval.